Tijdschrift Minerva volume 29 nummer 7 september 2000




Editoriaal: De geboorte van nieuw wetenschappelijk onderzoek

Pagina 308 - 309 

De Cort P., Lemiengre M.  


Diagnostiek bij angorklachten: het kostenperspectief

Pagina 310 - 314 

Buntinx F.  

De keuze voor een diagnostische test bij patiënten met angor is onvoldoende onderbouwd in prospectieve studies met langdurige follow-up. Vanuit kostenperspectief lijkt coronaire angiografie kosteneffectief te zijn bij mannen met typische angorklachten (retrosternale pijn die inspanningsgevoelig is en verdwijnt bij toediening van nitroglycerine). Bij alle andere angorpatiënten lijken inspannings-ECG en inspanningsechocardiografie kosten-effectief te zijn.


Captopril bij primaire hypertensie

Pagina 315 - 317 

Christiaens T.  

Ook na deze studie blijft een diureticum of een ß-blokker de eerste keuze bij patiënten met primaire hypertensie (uitgangswaarde van de diastolische bloeddruk =100 mm Hg). Omwille van een negatieve kosten-batenbalans blijft captopril een tweedekeuzepreparaat.


Metoprolol bij chronisch hartfalen

Pagina 318 - 321 

Duprez D.  

Het is aangewezen om bij patiënten jonger dan 80 jaar met klinisch gestabiliseerd hartfalen (NYHA-klasse II en III) met een linkerventrikel systolische disfunctie (ejectiefractie ≤ 40%) die behandeld worden met een ACE-inhibitor, een diureticum en eventueel digoxine, voorzichtig een ß-blokker op te starten (carvedilol, bisoprolol, metoprolol slow release). Dit kan thuis door de huisarts in samenspraak met de specialist gebeuren. De contra-indicaties voor een ß-blokker dienen zorgvuldig te worden geëvalueerd. Men zal een voorzichtig titratieschema toepassen waarbij de dosis om de twee weken wordt verdubbeld onder nauwkeurige controle van hartfrequentie, bloeddruk en lichaamsgewicht, tot de streefdosis wordt bereikt. Tijdens het optitreren moet men vooral bedacht zijn op hypotensie, bradycardie, vochtretentie en toename van andere verschijnselen van hartfalen. Van belang is dat de inspanningstolerantie en klachten van dyspnoe en vermoeidheid initieel kunnen verslechteren. Uit deze studie kan niet worden afgeleid of het toevoegen van een ß-blokker aan de standaardbehandeling bij hoogbejaarde patiënten met hartfalen (> 80 jaar) is aan te bevelen.


Spironolacton bij hartfalen

Pagina 322 - 326 

Lemiengre M.  

Bij patiënten met ernstig chronisch hartfalen (NYHA-klasse III en IV), een creatininespiegel lager dan 2,5 mg/dl (221 µmol/l) en een kaliëmie lager dan 5,0 mmol/l kan spironolacton in lage dosis (standaarddosis 25 mg per dag) worden toegevoegd aan een standaardbehandeling. Door negen patiënten gedurende twee jaar met spironolacton te behandelen kan één overlijden worden voorkomen.


Diuretica en het risico op aritmie

Pagina 327 - 328 

Lemiengre M.  



Calciumantagonisten bij hypertensieve diabeten

Pagina 330 - 331 

De Cort P.  


ACE-inhibitoren bij secundaire preventie

Pagina 331 - 332 

De Cort P.  


Leven actieve bejaarden langer?

Pagina 332 - 333 

De Cort P.