Tijdschrift Minerva volume 7 nummer 1 februari 2008




Editoriaal: Periodieke gezondheidsevaluatie

Pagina 1 - 1 

Lemiengre M.  


Pioglitazon: cardiovasculair risico vergeleken met rosiglitazon en andere orale antidiabetica

Pagina 2 - 3 

Chevalier P.  

Deze meta-analyse includeert enkel studies van de firma die pioglitazon produceert. Bij type 2-diabetici heeft pioglitazon een voordeel in de preventie van overlijden, myocardinfarct en CVA versus elk vergelijkingsproduct (waaronder rosiglitazon of andere combinaties met orale antidiabetica die het risico kunnen vergroten) of versus placebo. Het risico van hartinsufficiëntie neemt toe. Extrapolatie van de resultaten is niet mogelijk: de patiëntengroep is slecht omschreven en personen met een “te hoog risico” werden geëxcludeerd. Deze meta-analyse kan dus onvoldoende bewijzen aanbrengen die de veiligheid van pioglitazon garanderen, waarvan de werkzaamheid bovendien minder groot is dan deze van andere orale antidiabetica (tweede generatie sulfonylurea, metformine). Als toevoeging aan metformine blijkt pioglitazon minder werkzaam te zijn dan sulfonylurea.


Statines en perifere arteriële vaatziekte

Pagina 4 - 5 

Lemiengre M.  

Deze heranalyse van een oude studie toont aan dat bij patiënten met een initieel hoog cardiovasculair risico, met of zonder perifere arteriële vaatziekte, het toevoegen van 40 mg simvastatine aan de behandeling een daling voor een breed gedefinieerd eindpunt van ongeveer 24% voor gevolg heeft. Aanwezigheid van perifere arteriële vaatziekte klasseert de patiënt in de groep met verhoogd cardiovasculair risico.


Aspirine of aspirine én anticoagulans bij perifeer arterieel vaatlijden?

Pagina 6 - 7 

Chevalier P.  

Deze open, gerandomiseerde studie toont geen significant voordeel aan van de combinatie van aspirine met een anticoagulans versus enkel aspirine op het gebied van preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen bij patiënten met perifeer arterieel vaatlijden (vooral van de onderste ledematen of de carotiden). Integendeel, deze combinatie verhoogt significant het bloedingsrisico. Monotherapie met aspirine blijft dus de eerstekeuzebehandeling.


De duur van een anticoagulerende behandeling bepalen met D-dimeren

Pagina 8 - 9 

De Jonghe M.  

Deze studie toont aan dat patiënten met een idiopatische trombo-embolische veneuze ziekte-episode en met een abnormaal D-dimeergehalte één maand na het stoppen van een anticoagulerende orale behandeling van minstens drie maanden, een significant verhoogd risico van recidief hebben. Dat verhoogde risico daalt door de behandeling met anticoagulantia te hervatten. De optimale behandelingsduur in geval van normale D-dimeren wordt evenwel niet bepaald door deze studie.


Kan ultrakorte screening accuraat depressie ontdekken in de eerste lijn?

Pagina 10 - 11 

De Meyere M.  

Deze meta-analyse komt tot het besluit dat het voor screening naar depressie in de eerste lijn niet zinvol is slechts één vraag te stellen. Drie screeningsvragen kunnen acht van de tien patiënten met depressie detecteren. Deze vragen zouden dus een goed screeningsinstrument kunnen vormen voor de huisarts, maar een diagnostische bevestiging door verdere bevraging blijft noodzakelijk. Uit ander onderzoek blijkt dat het gebruik van uitgebreide scorelijsten in de eerste lijn weinig meerwaarde biedt.


Gastro-oesofagale refluxziekte: continue of ‘on demand’ behandeling met PPI’s?

Pagina 12 - 13 

Van de Casteele M.  

De methodologische kwaliteit van dit systematische literatuuroverzicht is gering en de heterogeniteit op klinisch vlak is groot (populaties, meetinstrumenten, gebruikte dosis van PPI’s). Het is niet mogelijk om een meta-analyse met pooling van alle gegevens uit te voeren. Ook al zijn sommige studieresultaten statistisch significant, het bewijs ervan kan niet als definitief aanzien worden. We blijven dus, net zoals de consensusvergadering van het RIZIV, op het niveau van expertconsensus: in geval van oesofagitis graad 0, A of B of zonder voorafgaande gastroscopie, kan een behandeling ‘on demand’ verdergezet worden; in geval van oesofagitis graad C – D door GORD, is behandeling ‘on demand’ niet aangewezen.


Meglitinide analogen voor type 2-diabetes mellitus

Pagina 14 - 15 

Van Crombrugge P.  

Deze systematische review vindt geen studies over het effect van meglitiniden op harde eindpunten zoals morbiditeit en mortaliteit. Ten opzichte van metformine geven ze méér hypoglykemieën en méér gewichtsstijging. Ze zijn bovendien veel duurder. Deze gegevens worden bevestigd in een recente meta-analyse. Metformine blijft de eerste keuze bij type 2-diabetes. De plaats van meglitiniden dient nog te worden onderbouwd.


Heupprotectoren: nog steeds geen bewijs voor preventie van fracturen

Pagina 16 - 16 

Chevalier P.  

Zoals bij de eerder uitgevoerde RCT’s, geeft deze nieuwe RCT ons, ondanks de goede therapietrouw, geen enkel bewijs dat heupprotectoren nuttig zijn bij de preventie van heupfracturen.


Associatie van clopidogrel en aspirine: niets nieuws

Pagina 16 - 16 

Chevalier P.  

Deze meta-analyse van twee studies met sterk verschillende populaties, brengt niets nieuws: toevoegen van clopidogrel aan aspirine is enkel voordelig bij patiënten met een acuut coronair syndroom zonder ST-elevatie en verhoogt daarentegen in alle gevallen het risico van ernstige bloedingen.