Resultaat van de auteur


Sculier J.P.
Institut Jules Bordet; Laboratoire de Médecine Factuelle, Faculté de Médecine, ULB
36 artikel(s) - 37 bondige bespreking(en)


Deze systematische review van de Cochrane Collaboration toont de accuraatheid van enkele alarmtekens als indicatoren voor wervelfracturen bij acute rugpijn aan. In de eerste lijn is ‘gevorderde leeftijd’ indicatief voor ‘niet gespecificeerde wervelfractuur’, terwijl ‘trauma’ en ‘corticosteroïdengebruik’ beide indicatief zijn voor ‘niet gespecificeerde wervelfractuur’ en ‘osteoporotische wervelfractuur’. In de tweede lijn is ‘gevorderde leeftijd’ indicatief voor ‘osteoporotische wervelfractuur’ en ‘trauma’ indicatief voor ‘niet gespecificeerde wervelfractuur’. In de derde lijn is ‘aanwezigheid van contusie/abrasie’ indicatief voor ‘wervelcompressiefractuur’. Combinaties van alarmtekens zijn eveneens indicatief en mogelijk nuttiger dan elk van de tekens apart om clinici te helpen bij het nemen van beslissingen. Minerva besluit daarom dat deze systematisch review van de Cochrane Collaboration wegens het ontbreken van literatuurgegevens niet noopt tot enige verandering in de praktijk en een aanzet vormt voor verder onderzoek.

Effectiviteit van oefeningen om kankergerelateerde vermoeidheid te verlichten?

Sculier J.P.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 3 pagina 49 - 51


Deze systematische review met netwerkmeta-analyse van heterogene RCT’s toont aan dat de combinatie aërobische en weerstandsoefeningen de beste fysieke interventie is voor patiënten met kankergerelateerde vermoeidheid. De combinatie aërobische en weerstandsoefeningen, regelmatige lichaamsbeweging en yoga blijken effectief te zijn tegen kankergerelateerde vermoeidheid tijdens de behandeling. Na een behandeling tegen kanker blijkt alleen de combinatie aërobische en weerstandsoefeningen effectief te zijn. Deze systematische review wijst ook op de bias en de methodologische tekortkomingen van de beschikbare gecontroleerde studies en brengt eigenlijk geen nieuwe overtuigende bewijzen aan het licht.

Deze systematische review met meta-analyses toont aan dat er geen enkel bewijs bestaat dat een behandeling met vitamine D de globale mortaliteit, cardiovasculair overlijden of fracturen zou voorkomen bij volwassenen met chronische nierinsufficiëntie stadium 3 tot 5. Een behandeling met actief vitamine D zou het botmetabolisme wel kunnen verbeteren, maar het effect is onzeker. Een behandeling met vitamine D verlaagt het serumgehalte aan parathyreoïdhormoon en alkalische fosfatase bij patiënten met chronische nierinsufficiëntie terwijl de actieve vormen het risico van hypercalciëmie verhogen. Een significant risico van hypercalciëmie werd aangetoond. Deze systematische review met meta-analyses, die de bias en de zwaktes van de beschikbare gecontroleerde studies overneemt, brengt eigenlijk geen overtuigende nieuwe elementen aan ten gunste van een meer routinematige behandeling van vitamine D bij chronische nierinsufficiëntie.

Met een zeer laag tot laag niveau van bewijskracht suggereren de auteurs dat discectomie superieur is aan een niet-chirurgische behandeling of epidurale infiltraties met corticosteroïden om pijn en invaliditeit te verminderen bij personen met ischias die voor chirurgie in aanmerking komen. De voordelen ten opzichte van niet-chirurgische behandelingen nemen wel af met de tijd af. Discectomie kan een optie zijn voor personen die een snelle verlichting van beenpijn en een verbetering van hun beperkingen willen bereiken, op voorwaarde dat de voordelen opwegen tegen de risico's en de kosten van de operatie. Deze systematische review die de verschillende vormen van bias en zwakheden van beschikbare gecontroleerde studies belicht, brengt geen overtuigende argumenten aan om af te wijken van de aanbevelingen van het KCE.

Deze open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie bevestigt dat onmiddellijke tonsillectomie in vergelijking met een conservatieve behandeling bij volwassenen het aantal dagen met keelpijn vermindert gedurende de twee jaar na de ingreep.

Uit deze prospectieve observationele studie blijkt dat een lage of matige dagelijkse alcoholconsumptie niet significant gepaard gaan met een globaal overlijdensrisico, terwijl er wel een verhoogd risico bestaat bij een hogere alcoholconsumptie. De schadelijke drempel ligt lager bij vrouwen dan bij mannen. Uit deze studie kunnen we niets besluiten over een mogelijks beschermend effect van lage doses alcohol tegen cardiovasculaire complicaties. In het kader van deze specifieke context zou een gelijkaardige analyse moeten uitgevoerd worden.

Volgens de auteurs kunnen er – door het grote risico van bias in de geselecteerde gerandomiseerde studies, de variatie in uitkomstmaten en de relatief lage therapietrouw – geen harde conclusies worden getrokken en kunnen de resultaten niet worden gegeneraliseerd naar de covid-19-pandemie. Er is onzekerheid over de effecten van gezichtsmaskers. De lage tot matige zekerheid van het bewijs betekent dat het vertrouwen in de schatting van het effect beperkt is en dat het werkelijke effect kan afwijken van de waargenomen schatting. De gepoolde resultaten van de gerandomiseerde studies toonden geen duidelijke vermindering van virale luchtinfecties door het gebruik van chirurgische maskers tijdens de seizoensgriep. Er waren geen duidelijke verschillen in het verminderen van virale luchtweginfecties tussen een chirurgisch versus een ademhalings- (of FFP2-) masker dat door zorgverleners gedragen werd tijdens routinezorg. Handhygiëne vermindert waarschijnlijk in lichte mate luchtwegaandoeningen. De schadelijke effecten van fysieke interventies zijn onvoldoende onderzocht. In de praktijk levert de update van de Cochrane review met uitsluitend RCT's over fysieke interventies om de verspreiding van respiratoire virussen te stoppten of te verminderen dus geen nieuw bewijs op.

De auteurs besluiten dat na 15 jaar follow-up de prostaatkankerspecifieke mortaliteit, ongeacht de gekozen behandeling, laag is. Bij de keuze van de behandeling voor gelokaliseerde prostaatkanker moet men dus de voor- en nadelen van de behandelopties tegen elkaar afwegen. In het geval van gelokaliseerde prostaatkanker met een laag risico (en dus een geringe mortaliteit) moet men samen met de patiënt een keuze maken tussen 3 mogelijkheden: actieve opvolging, radicale prostatectomie of curatieve radiotherapie van de prostaat.

De auteurs van deze open label RCT besluiten dat tromboprofylaxe met aspirine niet inferieur is aan heparine met laag moleculair gewicht voor de preventie van fatale gebeurtenissen bij patiënten met een orthopedisch trauma. Tromboprofylaxe met aspirine is bovendien geassocieerd met minder voorkomen van diepe veneuze trombose, longembolie en overlijden door alle oorzaken na 90 dagen. Ondanks enkele methodologische tekortkomingen van deze studie zijn de resultaten klinisch relevent en pleiten ze voor het gebruik van aspirine bij orthopedische traumata wegens de lagere kostprijs en de minder omslachtige toediening in vergelijking met injecties met heparines met laag moleculair gewicht. Het behandelschema (duur van de profylaxe, voorafgaande injectie van één of twee doses heparine met laag moleculair gewicht) moet echter nog bepaald worden.

Volgens de auteurs van deze studie beschermt eradicatie van Helicobacter pylori in de eerste lijn niet geselecteerde patiënten van 60 jaar of ouder die hoogstens 325 mg aspirine per dag innemen tegen bloedende maagulcera als gevolg van aspirine. Er is een significante daling van het risico van hospitalisatie wegens ulceratieve bloedingen. Deze winst blijft op lange termijn echter niet behouden. Het voordeel werd waargenomen in een populatie met een laag risico (<2% van de patiënten met ulceratieve antecedenten): er moeten 238 patiënten met een positieve test voor Helicobacter pylori behandeld worden om één hospitalisatie wegens bloeding door peptisch ulcus te vermijden.

Naar een precisering van de indicatie hartfalen voor dapagliflozine

Sculier J.P.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 5 pagina 100 - 103


Volgens de auteurs van dit onderzoek verminderde dapagliflozine bij patiënten met hartfalen en een licht gedaalde of bewaarde ejectiefractie het risico op een samengestelde uitkomstmaat (verergering van hartfalen of cardiovasculair overlijden), leidde dapagliflozine tot minder gevallen van verergering van hartfalen en cardiovasculair overlijden, minder symptomen, zonder toename van ongewenste effecten. Deze gegevens ondersteunen het gebruik van SGLT2-inhibitoren als essentiële behandeling bij patiënten met hartfalen, ongeacht de aan- of afwezigheid van type 2-diabetes mellitus en onafhankelijk van de linkerventrikelejectiefractie. De grote heterogeniteit van de geïncludeerde studiepopulatie maakt het niet mogelijk om zeer precieze aanwijzingen te formuleren voor het moment waarop men dit geneesmiddel kan introduceren bij patiënten met hartfalen. Tevens moet het duidelijker worden wat de ongewenste effecten zijn voor deze specifieke indicatie.

Deze systematische review met meta-analyse van degelijke methodologische kwaliteit toont aan dat de antitrombotische behandeling met acetylsalicylzuur voor primaire preventie geen impact heeft op de mortaliteit maar het risico van majeure bloedingen wel verhoogt bij patiënten met hypertensie. Als secundaire preventie bij patiënten met hypertensie verlaagt een antitrombotische behandeling met acetylsalicylzuur versus clopidogrel waarschijnlijk wel het risico van niet-fatale gebeurtenissen en alle cardiovasculaire gebeurtenissen, maar neemt het risico van majeure bloedingen toe. Er is geen enkel bewijs dat orale anticoagulatie met warfarine voor secundaire preventie de mortaliteit bij patiënten met hypertensie beïnvloedt. Kortom, acetylsalicylzuur heeft geen plaats in primaire preventie bij hypertensieve patiënten. Er is alleen een hoger risico van majeure bloedingen.

Deze multicenter gerandomiseerde gecontroleerde studie bij patiënten met asymptomatische carotisstenose toont aan dat carotisendarteriëctomie gecombineerd met de beste conservatieve behandeling en carotisstenting gecombineerd met de beste conservatieve behandeling niet superieur is ten opzichte van de beste conservatieve behandeling alleen. Wegens de kleine steekproef moeten de gegevens met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden.

Longrevalidatie heeft geen bewezen nut in de behandeling van astma

Sculier J.P.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 3 pagina 46 - 49


Bewijs met matige zekerheid toont aan dat longrevalidatie bij volwassenen met astma waarschijnlijk gepaard gaat met klinisch significante verbeteringen in functionele inspanningscapaciteit en kwaliteit van leven aan het eind van het programma. De zekerheid van het bewijs voor maximale inspanningscapaciteit is zeer laag tot laag. Longrevalidatie lijkt een minimaal effect te hebben op de astmacontrole, hoewel de zekerheid van het bewijs zeer laag tot laag is.

De resultaten van de hier geduide bevraging tonen dat de samenleving zich bewust moet zijn van de gevolgen van verzoeken om euthanasie en hulp bij zelfdoding aan artsen. De spanning die artsen voelen, kan hun bereidheid om euthanasie en hulp bij zelfdoding uit te voeren, verminderen. Anderzijds mogen artsen niet worden gedwongen om over hun eigen morele grenzen te gaan of in de verleiding worden gebracht om euthanasie en hulp bij zelfdoding uit te voeren in gevallen die niet aan de wettelijke criteria voldoen.

Volgens de auteurs van deze follow-upstudie op lange termijn van twee gerandomiseerde studies is er enerzijds een significant verband tussen het gebruik van CEE versus placebo bij vrouwen die reeds een hysterectomie hebben ondergaan en een lagere incidentie van borstkanker en mortaliteit door borstkanker, en anderzijds een significant verband tussen het gebruik van CEE plus MPA versus placebo bij vrouwen met een intacte baarmoeder en een hogere incidentie van borstkanker, maar zonder significant verschil in mortaliteit door borstkanker. Minerva oordeelt dat deze hormonale behandelingen moeten worden vermeden vanwege hun ongunstige risico-batenverhouding en dat de aanbeveling uit 2013 over hormonale substitutietherapie overeind blijft.

Hartrevalidatie is gunstig bij ischemische cardiomyopathie

Sculier J.P.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 9 pagina 216 - 219


Deze systematische review van de Cochrane Collaboration bevestigt het belang van hartrevalidatie bij ischemische cardiomyopathie voor het verminderen van het risico van een nieuw myocardinfarct. Ze bouwt verder op een vorige systematische review met uitbreiding van de literatuur uit minder welvarende landen. Wegens de heterogeniteit van de geanalyseerde studies is het echter niet mogelijk specifieke programma's voor gebruik in de dagelijkse praktijk aan te bevelen.

Een kinesitherapieprogramma aangepast aan het axillary web syndroom met een educatieve component rond de vermindering van de symptomen van het syndroom verbetert de door de patiëntes ervaren schouderbeperking en specifieke fysieke en functionele aspecten van de levenskwaliteit in vergelijking met gebruikelijke armoefeningen met dezelfde educatieve component. Behandeling met vroegtijdige kinesitherapie na okselchirurgie voor borstkanker wordt aanbevolen om de ontwikkeling van lymfoedeem te voorkomen. De huidige gecontroleerde studie suggereert dat gespecialiseerde kinesitherapie ter voorkoming van de gevolgen van het axillary web syndroom gunstig kan zijn, althans op korte termijn. Verdere gecontroleerde studies om deze resultaten te bevestigen en gegevens na een langere follow-up te bekomen, zijn nodig voordat de behandeling kan worden aanbevolen in de dagelijkse praktijk.

Farmacotherapie bij obesitas en overgewicht: een netwerkmeta-analyse om te vergeten

Sculier J.P.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 7 pagina 159 - 162


Deze systematische review met meta-analyse concludeert dat bij volwassenen met overgewicht en obesitas fentermine-topiramaat en GLP-1-receptoragonisten de meest effectieve geneesmiddelen voor gewichtsverlies blijken te zijn; van de GLP-1-agonisten is semaglutide wellicht het meest effectief. Voor Minerva vertoont deze studie te veel bias om praktische implicaties te hebben. Ze is vooral gericht op de FDA en gaat voorbij aan EMA en een zeer belangrijk deel van de Europese literatuur over toxiciteit van geneesmiddelen.

Deze systematische review concludeert dat het bestaande bewijs erop wijst dat bij ernstig astma macroliden in vergelijking met placebo een effect hebben op het aantal exacerbaties met nood aan hospitalisatie. Macroliden verminderen waarschijnlijk ernstige exacerbaties en mogelijk ook de symptomen. Andere voor- of nadelen kunnen echter niet worden uitgesloten omdat het bewijs van zeer lage kwaliteit is als gevolg van de heterogeniteit op vlak van patiënten en interventies, de onnauwkeurigheid en de rapporteringsbias. De resultaten waren voornamelijk afkomstig van één goed opgezette RCT met voldoende power. Het laatste besluit van Minerva, gepubliceerd in 2018 moet op basis van deze studie dus niet veranderen: “de clinicus [zou] dit type behandeling moeten voorbehouden – na de andere alternatieven te hebben afgewogen – voor patiënten met symptomatisch astma ondanks behandeling met inhalatiecorticosteroïden en langwerkende bèta-2-mimetica en bij wie een poging met tiotropium geen uitweg gaf”.

Deze Zweedse studie toont aan dat de meeste patiënten die gebruik maken van eerstelijnszorg via het elektronische platform eVisit (68,9%) voor ademhalings- en urinewegsymptomen daarna geen bezoek meer brengen aan de praktijk. Afgezien van het onvermijdelijke deel van de patiënten dat binnen 48 uur een dringend fysiek onderzoek nodig heeft, wordt er na de 'digifysieke' aanpak van ademhalings- en urinewegsymptomen ongeveer evenveel een beroep gedaan op gezondheidszorg als na bezoeken aan de praktijk. De resultaten van deze studie van lage methodologische kwaliteit moeten worden bevestigd door andere studies. De resultaten kunnen niet naar de Belgische context geëxtrapoleerd worden omdat ons systeem van eerstelijnszorg niet adequaat is georganiseerd voor dit soort telegeneeskunde.

Deze systematische review met meta-analyse toont dat verschillende barrièremaatregelen, waaronder handen wassen, het dragen van een masker en fysieke afstand, geassocieerd zijn aan een daling van de incidentie van covid-19. Deze methodologisch goed uitgevoerde meta-analyse is de beste die momenteel over dit onderwerp voorhanden is en draagt voldoende bewijs aan om deze barrièremaatregelen in de epidemiologische context van dit type infectie aan te bevelen.

Helpt zelfmanagement oudere mannen met lage-urinewegsymptomen?

Sculier J.P.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 3 pagina 62 - 65


Deze systematische review met meta-analyse levert bewijs van matige kwaliteit op met betrekking tot de doeltreffendheid van zelfmanagement in de behandeling van lage-urinewegensymptomen bij mannelijke patiënten. Dat brengt de auteurs ertoe om het gebruik van zelfmanagementinterventies in deze populatie aan te bevelen. Hoewel de systematische review van goede kwaliteit is, vertonen alle geïdentificeerde studies aanzienlijke methodologische tekortkomingen en zijn ze zeer heterogeen qua behandelingen. Dat maakte een globale meta-analyse onmogelijk. Niettemin wordt aangetoond dat zelfmanagement alleen of als aanvulling bij een medicamenteuze behandeling voordelen heeft in vergelijking met standaardzorg of een medicamenteuze behandeling alleen. Er zijn studies op langere termijn en van betere methodologische kwaliteit nodig om meer precieze aanbevelingen te kunnen doen.

De resultaten van deze studie leiden tot het besluit dat apixaban voor oudere patiënten met voorkamerfibrillatie geassocieerd is met lagere percentages ongewenste effecten voor alle graden van frailty. Dabigatran en rivaroxaban waren alleen in de non-fraile groep van patiënten geassocieerd met een lager percentage ongewenste effecten. Minerva oordeelt dat deze retrospectieve observationele studie, met talrijke methodologische tekortkomingen, de arts niets concreets bijbrengt om de mate van kwetsbaarheid te beoordelen bij oudere patiënten met niet-valvulaire voorkamerfibrillatie die anticoagulantia moeten krijgen. De huidige aanbevelingen kunnen bijgevolg niet worden bijgesteld. De studie suggereert dat men bij ouderen met voorkamerfibrillatie die antistolling moeten krijgen, waarschijnlijk rekening moet houden met hun eventuele kwetsbaarheid, maar het ontbreekt momenteel aan instrumenten om die kwetsbaarheid te beoordelen.

De resultaten van deze cohortstudie tonen dat fietsen geassocieerd is met een lager risico van globale en cardiovasculaire mortaliteit bij mensen met diabetes, rekening houdend met andere vormen van lichaamsbeweging en risicofactoren. Studies met herhaalde evaluaties van de fietsactiviteit en de registratie van fietsgerelateerde ongevallen zijn nodig om de dosis-responsrelatie tussen fietsen en mortaliteit nader te bepalen. We moeten rekening houden met de methodologische beperkingen van deze studie, die in feite een post-hocanalyse is van een prospectief cohort met gebreken (bijvoorbeeld het niet identificeren van de diabetestypes) en potentiële bias (bijvoorbeeld ontbrekende gegevens). De verkregen resultaten moeten worden geverifieerd door nieuwe ad-hocstudies.

Bij postmenopauzale vrouwen met hormoonreceptorpositieve borstkanker die 5 jaar adjuvante hormoontherapie hebben gekregen, levert een aanvullende hormoontherapie met een aromataseremmer gedurende 5 jaar geen voordeel op in vergelijking met aanvullende therapie gedurende 2 jaar, maar wordt die wel geassocieerd met een hoger risico van botbreuken.

Bij patiënten met hartfalen met bewaarde ejectiefractie is er geen verschil in verandering in het piekzuurstofverbruik (VO2-max) na 3 maanden of 12 maanden tussen patiënten toegewezen aan de groep met intensieve intervaltraining en patiënten in de groep met matige continue training. Geen van beide groepen bereikte het vooraf gedefinieerde minimale klinisch belangrijke verschil volgens de richtlijnen ten opzichte van de controlegroep. Deze resultaten pleiten niet voor intensieve intervaltraining noch voor matige continue training in plaats van de standaardaanbevelingen voor lichaamsbeweging.

Deze dubbelblinde, 2:1-gerandomiseerde, placebogecontroleerde studie van goede methodologische kwaliteit toont dat de GLP-1-analoog semaglutide, in combinatie met een dieet en lichaamsbeweging, een significante gewichtsreductie oplevert na 68 weken behandeling bij volwassenen met overgewicht en gewichtsgerelateerde comorbiditeiten of bij volwassenen met obesitas zonder diabetes mellitus. De langetermijneffecten, met name behoud van gewichtsverlies, noodzaak van een onderhoudsbehandeling, effect op comorbiditeit en mortaliteit, late ongewenste effecten, moeten nog worden geëvalueerd alvorens het geneesmiddel op grote schaal in te zetten in de dagelijkse praktijk.

Deze pragmatische, gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde multicenterstudie besluit dat er geen bewijs is voor enig voordeel van een PPI-behandeling boven placebo bij patiënten met persisterende faryngolaryngeale symptomen. De RSI-scores tussen de lansoprazol- en de placebogroep waren vergelijkbaar na 16 weken behandeling en na een follow-up van 12 maanden.

Deze gerandomiseerde studie, uitgevoerd met een groot aantal patiënten, toont dat ertugliflozine bij patiënten met type 2-diabetes en atherosclerotische cardiovasculaire aandoeningen niet superieur is aan placebo om ernstige cardiovasculaire bijwerkingen te voorkomen.

Deze gerandomiseerde unicenterstudie geeft aan dat bij mannen en vrouwen met een verslaving, een gedragsmatige interventie voor pijnbeheersing, - meestal niet voorzien in de behandeling van een verslaving - geassocieerd is met een betere pijnbeheersing, vooral qua pijntolerantie bij mannen en qua pijnintensiteit bij vrouwen. Er was geen verbetering merkbaar inzake het gebruik van verslavende middelen, naast die van de gebruikelijke behandeling. De auteurs zijn van mening dat behandelprogramma’s zouden moeten gebruikmaken van psychosociale pijnbestrijdingsinterventies zodat de standaardbehandeling van middelenmisbruik verbetert.

Deze gerandomiseerde studie met enkele methodologische beperkingen laat niet toe om aanbevelingen te doen over het effect op de door de patiënt gerapporteerde Oxford Knee Score, globale ernst van kniepijn, tevredenheid over de geopereerde knie of getimede starttest van een ambulant revalidatieprogramma in een gespecialiseerd centrum zes weken na een totale knieprothese bij patiënten met een risico van ongunstige uitkomst in vergelijking met een behandeling op basis van thuisoefeningen.

Deze bevraging via een online tool die peilde naar de ervaringen van patiënten over het gebruik van telegeneeskunde in de huisartspraktijk, dat door de SARS-CoV-2-pandemie in een stroomversnelling kwam, vertoont enkele methodologische beperkingen die inherent zijn aan de gekozen methodologie. Ze geeft echter aan dat patiënten tevreden zijn, vooral wanneer het gaat om bepaalde redenen zoals het vernieuwen van een geneesmiddelenvoorschrift of van een medisch attest en de opvolging van een reeds bekend gezondheidsprobleem. Nochtans zijn velen terughoudender, vooral als ze het gevoel hebben dat een lichamelijk onderzoek nodig is. Patiënten zijn het erover eens dat deze consultaties billijk vergoed worden. In de toekomst willen patiënten het type consultatie kunnen kiezen dat past bij hun noden, omstandigheden en voorkeuren.

De hier besproken studie is een wiskundig model dat bij hartfalen met verminderde systolische ejectiefractie een voordeel suggereert, maar niet aantoont, van een behandeling die aan de basisbehandeling (een ACE-remmer of sartaan + bètablokker) wordt toegevoegd, met name een combinatie van drie geneesmiddelen uit andere klassen: eplerenon (een MRA), de combinatie sacubitril-valsartan (een ARNi) en dapagliflozine (een SGLT2-remmer). Bovendien vertonen de afzonderlijke studies beperkingen, waardoor het moeilijk is om te bepalen of aan sommige van deze geneesmiddelen een werkelijk nieuw effect kan worden toegeschreven en of ze een aanvaardbare risico-batenverhouding hebben. Deze studie schuift wel hypotheses naar voor die aan de hand van rigoureus uitgevoerde gerandomiseerde klinische studies getoetst moeten worden.

De hier besproken systematische review met meta-analyse van goede methodologische kwaliteit benadrukt het potentiële belang van aspirine voor de postoperatieve tromboprofylaxe na het plaatsen van een totale heup- of knieprothese. De goede tolerantie en de lage kosten maken dat aspirine zeker overwogen moet worden als alternatief voor orale anticoagulantia en waarschijnlijk ook voor heparine met laag moleculair gewicht. Nieuwe studies zijn nodig om dat te bevestigen.

De screening naar colorectale kanker is een duidelijke indicatie voor het opsporen van fecaal occult bloed. Andere in de literatuur vermelde indicaties zijn het bepalen van de oorzaak van ferriprieve anemie, van de ziekteactiviteit van recto-colitis ulcerosa en van de infectieuze aard van acute diarree. De in de systematische review geïncludeerde studies beperken zich tot deze aandoeningen. Het opsporen van fecaal occult bloed heeft, buiten de screening naar colorectale kanker, geen bewezen rol in de routinematige oppuntstelling van een gastro-intestinale aandoening die mogelijk aanleiding kan geven tot bloedingen. Dit besluit is te herzien wanneer nieuwe studies van betere kwaliteit beschikbaar komen.

Na een 24 maanden durende follow-up van een unicenter gerandomiseerde studie met methodologische tekortkomingen bleek bariatrische heelkunde effectiever te zijn dan een optimale medische behandeling voor het bereiken van remissie van albuminurie en chronische nierinsufficiëntie stadia G1 tot G3 en A2 tot A3 bij matig obese patiënten met type 2-diabetes.

Deze secundaire analyse van een cohort uit de PLCO-studie - de grootste studie in zijn soort over prostaatkankerscreening – toont aan dat de initiële PSA-waarde van mannen tussen 55 en 60 jaar in verband kan gebracht worden met een significant risico van prostaatkanker op lange termijn. De auteurs stellen voor om in toekomstige prostaatkankerscreeningsprogramma’s rekening te houden met de initiële PSA-waarde teneinde de nood aan prostaatbiopsie en de overdetectie van klinisch indolente kankers te verminderen. Hun resultaten suggereren dat herhaalde screening minder frequent hoeft te gebeuren bij mannen van 55 tot 60 jaar met een initiële PSA-waarde <2,00 ng/ml en mogelijk moet worden gestopt bij mannen met een initiële PSA-waarde <1,00 ng/ml.

De Nelson-studie toont aan dat de sterfte door longkanker bij risicovolle rokers aanzienlijk lager is bij degenen die herhaaldelijk (bij de start en vervolgens na 1 jaar, 3 jaar en 5,5 jaar) gescreend worden met een lage-dosis-CT-scan met volumetrische beoordeling van nodules dan bij degenen die deze screening niet ondergaan. Er was geen statistisch significant effect op de globale mortaliteit. Volgens het onderzoeksprotocol was 2,1% van de uitgevoerde CT-scans positief met een positief voorspellende waarde van 43,5% voor longkanker. De number needed to screen (NNS) kan worden berekend op ongeveer 130.

Deze multicenter dubbelblinde gerandomiseerde studie van goede methodologische kwaliteit toont na 1 jaar aan dat de combinatie budesonide/formoterol indien nodig superieur is aan albuterol indien nodig voor de preventie van exacerbaties bij volwassenen met mild astma. De combinatie van een inhalatiecorticosteroïd en een langwerkende β2-agonist (ICS+LABA) indien nodig is dus effectiever dan kortwerkende β2-agonisten (SABA). Het effect van deze aanpak verschilt niet met deze van een onderhoudsbehandeling met inhalatiecorticosteroïden en een kortwerkende β2-agonist indien nodig.

Een follow-up van 12 jaar van de IBIS-II studie toont een blijvend statistisch significant effect van een behandeling met anastrozol gedurende 5 jaar voor de preventie van borstkanker bij postmenopauzale vrouwen met een volgens de leeftijd verhoogd risico. Er werden geen nieuwe belangrijke ongewenste effecten geïdentificeerd. De follow-up van 12 jaar versterkt hiermee de resultaten van de eerste rapportering.

Deze studie toont aan dat patiënten met een goede levensverwachting die getroffen worden door een goed of matig gedifferentieerde gelokaliseerde prostaatkanker, gediagnosticeerd in een klinische context, voordeel hebben bij een radicale prostatectomie. Het aantal gewonnen levensjaren 23 jaar na de chirurgie bedraagt 2,9 jaar.

Bij patiënten met een acuut coronair syndroom in de voorgeschiedenis en waarbij de lipidenconcentraties hoger waren dan de specifieke drempels ondanks een behandeling met atorvastatine of met rosuvastatine aan een hoge intensieve dosis of met de maximaal getolereerde dosis, is het risico op overlijden door een coronaire ziekte, niet-fataal myocardinfarct, fataal of niet-fataal ischemisch cerebrovasculair accident, of instabiele angor waarvoor een hospitalisatie noodzakelijk is, lager bij patiënten die behandeld worden met alirocumab dan bij patiënten die een placebo krijgen. Deze winst werd bekomen met een strategie om de posologie van alirocumab aan te passen teneinde een LDL-cholesterolgehalte te bekomen tussen 25 en 50 mg/dl en een concentratie van minder dan 15 mg/dl te vermijden.

De resultaten van deze update van de Cochrane Collaboration tonen aan dat hartrevalidatie resulteert in een klinische verbetering van de gezondheidsgebonden kwaliteit van leven en in een daling van het risico van ziekenhuisopname. Deze voordelen lijken consistent te zijn voor alle kenmerken van het revalidatieprogramma (inclusief thuis en in een gespecialiseerd centrum). Ze bekrachtigen de aanbevelingen geformuleerd in de thans geldende internationale klinische richtlijnen. Voor de implementeerbaarheid moet het aanbod van revalidatie met fysieke training gebeuren rekening houdend met de voorkeuren van de patiënt.

Zelfs met de vermelde methodologische beperkingen, lijkt er een aanzienlijk risico te bestaan van plotse hartdood tijdens de training van jonge voetbalspelers, en dit ondanks de screening met een grondig cardiologisch onderzoek. Plotse hartdood is de belangrijkste doodsoorzaak in deze specifieke populatie.

Deze gerandomiseerde, pragmatische studie, gekenmerkt door een directe e-rekrutering van deelnemers en een volledig digitale uitvoering zonder klinische inbreng, toont aan dat de elektronische detectie van episodes van voorkamerfibrillatie mogelijk is, maar dat de klinische betekenis ervan niet bekend is. Deze hartritmestoornis wordt vaak waargenomen bijvoorbeeld bij reanimaties en er bestaat geen consensus over de attitude die men dan moet aannemen. Het studiedesign laat niet toe dit te beoordelen. De studie is vooral bedoeld om een techniek voor vroegdiagnose te valideren door experts in medische technologieën en kunstmatige intelligentie, werkzaam in gespecialiseerde bedrijven. Hun bedoeling is bovendien om klinische studies uit te voeren op basis van databanken met gezondheidsgegevens en via rechtstreeks contact met de geselecteerde patiënt. Medische onderzoekers worden daarbij uitgesloten. Daarenboven wordt het medisch geheim uitgebreid geschonden, evenals de rechten van de patiënt wat de controle over zijn gegevens betreft.

De resultaten van de NAVIGATE ESUS-studie zijn in het voordeel van aspirine voor de secundaire preventie van een recent ischemisch CVA van onbepaalde oorsprong. Rivaroxaban, een direct oraal anticoagulans, is in vergelijking met aspirine geassocieerd met een statistisch significante toename van het risico van ernstige bloeding.

De Amerikaanse studie bevestigt de resultaten van de Nederlandse studie bij een Amerikaanse populatie, met eenzelfde vermindering (14 %) van het aantal voorgeschreven beeldvormende onderzoeken. Door slechts 1 doorslaggevend item van de YEARS-score te gebruiken (alternatieve diagnose minder waarschijnlijk dan longembool) bekomt men bovendien dezelfde resultaten.

Ondanks 5 jaar adjuvante hormonale therapie kan een hormoonreceptorpositieve borstkanker met een niet te verwaarlozen risico recidiveren zeker tot 20 jaar na het begin van de initiële behandeling. Dat risico, geassocieerd met een belangrijke mortaliteit, is in wezen afhankelijk van de T- en N-status van de initiële tumor.

Deze studie over de follow-up na een curatieve behandeling voor colorectaal adenocarcinoom in stadium II/III kan geen voordeel aantonen van een intensievere opvolging dan thoraco-abdominale CT 1 en 3 jaar na de operatie. Deze resultaten liggen in lijn met de laatste systematische review van de Cochrane Collaboration over dit onderwerp die werd besproken in Minerva alsook met de resultaten van een Britse gerandomiseerde studie gepubliceerd in 2017, FACS (Follow-up After Colorectal Surgery) genoemd, die weliswaar veel minder patiënten includeerde.

Ongewenste effecten van opioïden gebruikt voor chronische niet-kankerpijn

Sculier J.P. , Peeters-Asdourian C.

Minerva 15 02 2019


De gerandomiseerde studies brengen geen enkel belangrijk gegeven aan wat betreft de veiligheid van het voorschrijven van opioïden voor chronische niet-kankerpijn op middellange en lange termijn. Al zijn de gebruikte systematische reviews van goede kwaliteit, kan dit niet gezegd worden van de geïdentificeerde gerandomiseerde studies voor wat betreft het verzamelen van ongewenste effecten.

Deze observationele cohortstudie uit de Verenigde Staten met een goede methodologische kwaliteit toont aan dat na 1 of meerdere negatieve co-testen (HPV-/cyto-) of een negatieve HPV-test, het screeningsinterval voor cervixkanker op een veilige manier verlengd kan worden tot 5 jaar (of meer).

Het gebruik van het YEARS-algoritme dat zelf gebruik maakt van 3 criteria van de Wells-score (klinische tekens van diepe veneuze trombose, hemoptoe en diagnose van longembool meest waarschijnlijk) en van het D-dimeergehalte, versus een meer volledig algoritme, leidt tot een significante reductie van het aantal CT-pulmonale angiografieën, zonder extra risico voor de patiënt na 3 maanden op voorwaarde dat de arts de waarschijnlijkheid van de diagnose van longembolie op dezelfde manier inschat als de onderzoekers van deze studie. Deze winst vermindert het stralingsrisico en het risico verbonden met de injectie van joodhoudende contraststoffen in het kader van bijkomend radiologisch onderzoek.

De follow-up van de PIVOT-studie bevestigt de vroegere besluiten. Bij mannen jonger dan 75 jaar met laag-risico-gelokaliseerde prostaatkanker resulteert radicale prostatectomie niet in een significante daling van de globale mortaliteit of van de prostaatkankerspecifieke mortaliteit. Radicale prostatectomie veroorzaakt wel meer urinaire incontinentie en seksuele problemen.

Deze goed opgezette niet-gecontroleerde cohortstudie bevestigt de vroegere vaststellingen dat men na 5 tot 12 maanden orale anticoagulatie voor een idiopathische veneuze trombo-embolie, deze behandeling kan stopzetten bij vrouwen met een lage HERDOO2-score (0 of 1), behalve als er sprake is van specifieke aandoeningen (kanker, trombofilie, enzovoort). Het recidiefrisico wordt bij deze vrouwen met een lage HERDOO2-score volgens de actuele normen beschouwd als aanvaardbaar.

Deze RCT toont aan dat bij volwassenen die al 6 tot 12 maanden behandeld werden met anticoagulantia voor gedocumenteerde symptomatische veneuze trombo-embolie of longembool, de anticoagulatietherapie gedurende 1 jaar kan verdergezet worden. Rivaroxaban 10 mg per dag lijkt werkzamer dan aspirine en doet het bloedingsrisico niet significant toenemen.

Is afbouw van chronisch gebruik van protonpompinhibitoren mogelijk?

Sculier J.P.

Minerva 2018 Vol 17 nummer 5 pagina 65 - 68


Deze systematische review van goede methodologische kwaliteit van de Cochrane Collaboration maar gebaseerd op studies met talrijke methodologische beperkingen, laat niet toe om bij alle patiënten met continue (>28 dagen) PPI-inname voor de behandeling van gastro-oesofageale reflux of dyspepsie, deze medicatie plots te stoppen of ‘on demand’ voor te schrijven. Deze aanpak leidt bij veel patiënten tot een tijdelijke verergering van de gastro-intestinale symptomen (dyspepsie en zure oprispingen bijvoorbeeld) en tot ontevredenheid met de behandeling.

Deze methodologisch goed opgezette netwerk meta-analyse suggereert dat niet-aspirine NSAID’s (celecoxib of sulindac) in enige mate effectief zijn voor secundaire preventie bij patiënten die al curatief behandeld werden voor colorectale kanker. Deze resultaten moeten nog bevestigd worden in toekomstig onderzoek. Op basis van de huidige beschikbare kennis kan bij deze populatie een lage dosis aspirine verdergezet worden als het al werd voorgeschreven voor secundaire cardiovasculaire preventie.

Deze systematische review met meta-analyse heeft enkele wezenlijke methodologische beperkingen. Langdurige tromboprofylaxe met enoxaparine, apixaban, rivaroxaban of betrixaban na hospitalisatie voor een acute medische pathologie vermindert statistisch significant het risico van diepe veneuze trombose en veneuze trombo-embolie, maar heeft geen effect op het risico van longembool of op mortaliteit door veneuze trombo-embolie. Het gunstige effect moeten we afwegen tegen het statistisch significant verhoogde risico van majeure bloedingen.

De bevindingen van de BRCA1- en BRCA2 Cohort Consortium-studie zijn momenteel de beste bron om het risico van borstkanker en ovariumkanker te evalueren bij vrouwen die draagster zijn van een BRCA1- of BRCA2-genmutatie, rekening houdend met de familiale voorgeschiedenis. De gegevens kunnen zeer nuttig zijn om deze vrouwen goed te informeren.

Tijdschriften met een twijfelachtige reputatie: is alle open access informatie betrouwbaar?

Sculier J.P.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 9 pagina 212 - 213


Deze analyse brengt argumenten aan voor LDL-cholesterol als cardiovasculaire risicofactor met een gelijkaardig effect voor de verschillende cholesterolverlagende behandelingen (statines, CETP-inhibitoren, fibraten, PCSK9-inhibitoren). Vanuit fysiopathologisch standpunt zijn deze bevindingen dus interessant. We moeten er wel op wijzen dat dit soort van meta-analyses geen rekening houdt met behandelingsmodaliteiten (onder andere dosis en duur) en met ongewenste effecten. Om deze therapeutische aanpak toe te passen in de praktijk zou het, op basis van de resultaten van de hier besproken meta-regressie-analyse, nuttig kunnen zijn om pragmatische studies op te zetten die de gebruikelijke zorg vergelijken met aangepaste behandelingen die een precieze LDL-cholesterolvermindering nastreven.

Welke follow-up na chirurgische behandeling van niet-gemetastaseerd colorectaal carcinoom?

Sculier J.P.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 7 pagina 180 - 183


Deze systematische review met meta-analyse van de Cochrane Collaboration suggereert dat een meer intensieve follow-up geen invloed heeft op globale overleving na chirurgische behandeling van patiënten met niet-gemetastaseerde colorectale kanker. De resultaten van deze publicatie komen niet overeen met vroegere meta-analyses die wel een winst aantoonden op globale overleving. De hier besproken meta-analyse heeft, net zoals de vroegere meta-analyses, ernstige methodologische beperkingen: inclusie van oudere, gerandomiseerde studies die niet meer beantwoorden aan de huidige diagnostische en therapeutische context. Verder zorgt de grote variabiliteit van de vergeleken strategieën ervoor dat de resultaten niet samengevoegd kunnen worden en dat we dus geen antwoord kunnen formuleren op de klinische vragen.

Dit theoretisch model voor het risico van longkanker verbetert op matige wijze de selectie van personen die gescreend moeten worden voor de preventie van sterfte door longkanker. Het model is ontwikkeld in de Verenigde Staten en is nog niet gevalideerd bij Europese populaties.

In deze systematische review kan men geen verband aantonen tussen een verhoogde LDL-cholesterol en cardiovasculaire of globale mortaliteit bij 60-plussers. Integendeel, verschillende epidemiologische studies wijzen op een omgekeerde relatie. Zoals de auteurs goed betogen blijkt de cholesterolhypothese te botsen met vele criteria van Bradford Hill. Nieuwe studies zijn nodig om de oorzaak van artherosclerose aan het licht te brengen en vooral moeten de aanbevelingen over cardiovasculair risicobeheer worden herzien, in het licht van alle gegevens die erop wijzen dat dat de rol van hypercholesterolemie en het nut van een cholesterolverlagende behandeling overroepen zijn. Het positieve effect van sommige cholesterolverlagers is mogelijk te wijten aan andere werkingsmechanismen.

Antibiotica voor de behandeling van chronische rhinosinusitis?

Sculier J.P.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 3 pagina 61 - 64


De hier besproken systematische review van de Cochrane Collaboration is goed opgezet maar includeert zeer heterogene studies met geringe tot matige methodologische kwaliteit. De resultaten van deze review brengen geen bewijs aan voor de therapeutische werkzaamheid van antibiotica voor de behandeling van chronische rhinosinusitis met of zonder neuspoliepen.

De resultaten van deze grootschalige cohortstudie wijzen op een verhoogd risico van veneuze (longembool) en arteriële vasculaire gebeurtenissen (CVA en myocardinfarct) bij vrouwen die orale hormonale combinatiepreparaten gebruiken. Vrouwen die deze anticonceptie verkiezen, worden best goed geïnformeerd. Bij de keuze van een combinatiepreparaat gaat de voorkeur naar de associatie van een lage dosis ethinylestradiol (20 μg) als oestrogeen met levonorgestrel als progestageen. De studie heeft vrij veel methodologische beperkingen en de resultaten moeten bevestigd worden in andere goed uitgevoerde studies.

Deze systematische review met meta-analyses van de Cochrane Collaboration toont aan dat venotrope middelen een effect lijken te hebben, maar dan op uitkomstmaten die klinisch soms weinig relevant zijn zoals oedeem in de onderste ledematen (matig niveau van bewijskracht). Voor belangrijke uitkomstmaten zoals ulcusgenezing doen venotrope middelen het niet beter dan placebo. We moeten ook rekening houden met de ongewenste effecten van deze geneesmiddelenklasse. De meeste RCT’s in deze review dateren uit de vorige eeuw. De methodologische kwaliteit ervan is gering en het risico van bias is hoog in bijna alle RCT’s. De meta-analyse wijst op de talrijke methodologische beperkingen van de geïncludeerde RCT’s, maar geeft wel een idee over de effectgrootte van venotrope middelen versus placebo. Die informatie is nuttig bij het uitwerken van methodologisch goed opgezette RCT’s die het gunstige effect van venotrope middelen al dan niet zullen bevestigen.

In klinische studies over de medicamenteuze behandeling van kanker rapporteren patiënten de subjectieve toxiciteit beter dan de artsen-onderzoekers. In de praktijk zullen clinici meer in staat zijn om de ongewenste effecten aan te pakken en op die manier de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven van de patiënt te verbeteren, wanneer patiënten zelf de ongewenste effecten kunnen in kaart brengen aan de hand van gevalideerde vragenlijsten zoals de EORTC QoL.

Dit Fins observationeel onderzoek op basis van nationale registratiesystemen evalueert het risico van borstkanker bij vrouwen jonger dan 50 jaar die een levonorgestrel-bevattend spiraaltje voorgeschreven kregen voor de behandeling van menorragieën. Op dit ogenblik wordt dit type spiraaltje beschouwd als een van de beste behandelingen van deze gynaecologische aandoening. De resultaten tonen aan dat het gebruik van het levonorgestrel-bevattend spiraaltje gepaard gaat met een significante toename van het risico van zowel ductale (x1,2) als lobulaire (x1,33) borstkanker. De methodologie is gebaseerd op mega-databanken. Dat is niet ideaal, maar de resultaten kunnen wel een aanzet vormen voor nieuwe studies. Ondertussen lijkt het wenselijk om vrouwen die het levonorgestrel-bevattend spiraaltje voorgesteld krijgen als anticonceptiemiddel, te wijzen op het mogelijke risico van borstkanker.

Deze systematische review met meta-analyse van de Cochrane Collaboration toont aan dat de nieuwe orale anticoagulantia (factor Xa-inhibitoren en direct werkende trombine-inhibitoren) bij de langetermijnbehandeling van longembool eenzelfde effect hebben op recidiverend longembool, recidiverende veneuze trombo-embolie, diepe veneuze trombose, globale mortaliteit en majeure bloedingen als de standaard anticoagulatietherapie. De grotere gebruiksvriendelijkheid van de nieuwe orale anticoagulantia (vaste dosis, geen biologische monitoring nodig) is een voordeel, maar het ontbreken van een antidotum en de hogere kostprijs zijn nadelen. Alleen gegevens uit de dagelijkse praktijk kunnen uitmaken of het gebruik van deze geneesmiddelen nuttig is, en dat op voorwaarde dat de kostprijs aanvaardbaar is.

Heparines met laag moleculair gewicht blijken niet superieur te zijn aan vitamine K-antagonisten voor de behandeling van veneuze trombo-embolie bij patiënten met kanker, maar verminderen het aantal niet-majeure bloedingen. We kunnen de resultaten van deze studie echter niet extrapoleren naar patiënten met kankerbehandelingen die trombocytopenie veroorzaken, omdat er hiervoor geen specifieke gegevens beschikbaar zijn.

Indien opioïden voorgeschreven worden aan patiënten met chronische niet-kankerpijn, wat men best vermijdt, is het beter om geen langwerkende opioïden voor te schrijven omwille van het risico van overdosering met fatale afloop, vooral bij de start van de behandeling.