Resultaat op trefwoord : 'gedragstherapie'


Aantal resultaten : 11 artikel(s) - 7 bondige bespreking(en) - 0 Synthese(s)

Gedragsinterventies voor gewichtscontrole effectief voor volwassenen in de eerste lijn?

Piessens V.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 8 pagina 184 - 187


Deze systematische review en meta-analyse van RCT’s toont aan dat leefstijlinterventies aangeboden in de eerstelijnspraktijk tot een beperkt, maar statistisch significant gewichtsverlies kunnen leiden na één jaar. Het vraagt wel een intensieve aanpak met minstens 12 contacten en gemotiveerde patiënten die het programma volhouden. Het effect neemt af met de tijd, maar blijft tot 2 jaar nadien statistisch significant. Deze review is van matige kwaliteit en komt tot gelijkaardige resultaten als eerdere meta-analyses over dit onderwerp.

Uit deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review en meta-analyse van meestal kleine studies met vaak een hoog risico van bias blijkt dat geen enkele interventie een langdurig effect heeft op gewichtstoename na rookstop. Verder onderzoek is zeker nuttig naar het afremmend effect op gewichtstoename en de abstinentiegraad van een gepersonaliseerd ondersteuningsprogramma voor gewichtscontrole bij personen die wensen te stoppen met roken. Ook het langetermijneffect op gewichtstoename van nicotinesubstitutie, bupropion, fluoxetine en nicotinesigaretten als hulpmiddel bij rookstop moet verder onderzocht worden.

Het nut van gedragsinterventies bij rookstop: een component netwerk meta-analyse

Boudrez H. , Poelman T.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 2 pagina 26 - 30


Deze uitgebreide systematische review van 33 systematische reviews van de Cochrane Collaboration, waarvan er 5 minstens één methodologische zwakte vertonen, en aangevuld met een component-netwerk-meta-analyse van 312 RCT’s met een meestal hoog of onduidelijk risico van bias, toont een globale winst van gedragsinterventies op rookstop bij rokers in de algemene bevolking. Er bestaat sterk bewijs voor het effect van de componenten counseling en financiële incentives die vaak deel uitmaken van deze gedragsinterventies. Gezien het bewijs voor het effect van andere componenten op rookstop matig tot laag is en omdat er nog onduidelijkheid bestaat over mogelijke interacties tussen de verschillende componenten is het cumulatieve effect van verschillende componenten op rookstop nog onduidelijk. De intensiteit van gedragsinterventies en het gelijktijdig gebruik van farmaca lijkt een beperkte invloed te hebben op de abstinentiegraad. Er zijn geen argumenten die aantonen dat het gebruik van gedragsmatige ondersteuning aanleiding geeft tot ongewenste effecten.

Deze open-label multicenter gerandomiseerde (1:1:1), gecontroleerde RCT in twee fasen die de interventie vergeleek ten opzichte van de referentie en tussen de groepen onderling, vertoont enkele methodologische beperkingen die de interpretatie van de resultaten bemoeilijken. De resultaten tonen dat bij mannen ouder dan 40 jaar met een overactieve blaas, de combinatie van gedragstherapie en medicamenteuze therapie resulteert in een betere verlichting van de symptomen van overactieve blaas in vergelijking met de medicamenteuze therapie alleen, maar dat er geen verbetering is ten opzichte van gedragstherapie alleen.

Deze open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat de e-sigaret na 1 jaar tot tweemaal meer rookstop leidt dan het gebruik van nicotinevervangende producten. Het ging in deze studie echter om gemotiveerde patiënten die ook gedragsondersteuning kregen. Bovendien gebruikte 80% van de deelnemers na 1 jaar nog steeds de e-sigaret, waarvan de veiligheid echter nog niet voldoende is aangetoond.

Deze correct uitgevoerde systematische review van 5 RCT’s met globaal genomen gering risico van bias toont aan dat het preventieve gebruik van omalizumab na de schoolvakantie het aantal astma-exacerbaties in de herfst doet dalen bij kinderen met matig tot ernstig allergisch astma. Het effect van leukotrieenantagonisten is onduidelijk. Ook het effect van het aansporen tot grotere therapietrouw met een brief aan de ouders vraagt om verder onderzoek.

Desmopressine als behandeling voor nycturie bij mannen?

Vanneste M.

Minerva 2019 Vol 18 nummer 2 pagina 18 - 23


Deze systematische review en meta-analyse toont aan dat desmopressine in vergelijking met placebo op middellange maar niet op korte termijn het aantal nachtelijke micties vermindert zonder toename in ongewenste effecten bij mannen met nycturie. De kwaliteit van het bewijs is echter laag tot zeer laag en de klinische relevantie van het effect is onduidelijk.

Deze RCT van goede methodologische kwaliteit toont aan dat een familiale gedragsmatige aanpak leidt tot een statistisch significante gewichtsreductie bij kinderen met obesitas.

Uit deze methodologisch goed opgezette, gecontroleerde gerandomiseerde studie kunnen we besluiten dat een zelfregulatiestrategie gericht op snel gewichtsverlies op korte termijn effectiever is in de preventie van gewichtstoename en obesitas dan kleinere aanpassingen in leefstijl. De klinische relevantie van deze winst is echter onzeker en de werkzaamheid op lange termijn is onvoldoende aangetoond. Bovendien hebben we geen gegevens over het risico van eetstoornissen of andere psychische ongewenste effecten.

Deze RCT bij Chinese COPD-patiënten toont het belang aan van gedragsinterventies door een team van huisarts, assistent en verpleegkundige gedurende 2 jaar voor het slagen van rookstop zonder bijkomende medicamenteuze ondersteuning. Gedragsinterventies zouden effectiever kunnen zijn dan medicamenteuze ondersteuning, maar dat is niet onderzocht in deze studie.

Nicotinepleisters voor rookstop tijdens de zwangerschap?

La rédaction Minerva

Minerva 28 03 2013


Deze RCT includeert een groot aantal vrouwen, maar de therapietrouw is zeer laag. Op basis van deze studie is het niet mogelijk om te besluiten dat nicotinepleisters, samen met een gedragsinterventie, werkzaam en veilig zijn om vrouwen in de 12° tot 24° week van hun zwangerschap te laten stoppen met roken tot aan de bevalling. Rookstop is zeer belangrijk en gunstig bij zwangere vrouwen en gedragsondersteuning blijft de eerste keuze.

Deze meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont aan dat psychosociale interventies een positief effect hebben op pijn bij volwassen kankerpatiënten. Er is geen statistisch significant verschil tussen de interventies onderling, mogelijk omwille van te weinig power.

De resultaten van deze studie bij volwassenen met frequente migraine-aanvallen tonen aan dat het toevoegen van gedragstherapie en een bèta-blokker aan een bestaande optimale behandeling een gunstig effect heeft in vergelijking met een bèta-blokker in monotherapie of met alleen gedragstherapie of met placebo.

Het effect van een slaapinterventie bij baby’s met slaapproblemen

Van Hoecke E.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 5 pagina 68 - 69


Deze studie besluit dat gedragsinterventies voor slaapproblemen bij kinderen van zes maanden efficiënt zijn op korte en op lange termijn, en ook positieve effecten hebben op depressieve gevoelens bij de moeder.

Gedragstherapie voor urge-incontinentie

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 2 pagina 20 - 21


Deze open label studie vindt plaats bij vrouwen van gemiddeld 56 tot 58 jaar met een gemengde incontinentie (vooral urge-incontinentie) en vertoont zeer veel methodologische tekortkomingen. De combinatie van gedragstherapie (bekkenbodemspieroefeningen + blaastraining en adviezen over mictie en vochtinname) en medicamenteuze behandeling (tolterodine) volstaat niet om na het stoppen van de medicamenteuze behandeling, de oorspronkelijke bekomen winst te behouden.

Wat is het langetermijneffect van een behandeling van ADHD?

Declercq T. , Poelman T.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 8 pagina 122 - 123


Uit de literatuur blijkt dat geneesmiddelen een belangrijke hoeksteen vormen in de behandeling van kinderen met vooral ernstigere vormen van ADHD. Deze studie besluit dat de winst van een intensieve medicamenteuze aanpak ten opzichte van andere behandelingsstrategieën, bekomen na 14 maanden, verdwijnt na 36 maanden opvolging. Door het ontbreken van een placebogroep en omwille van andere methodologische tekortkomingen kunnen we echter geen definitieve besluiten trekken over het langetermijneffect van een medicamenteuze behandeling. Het voordeel van een intensieve medicamenteuze behandeling is bewezen op korte termijn. De winst en de veiligheid van een dergelijke therapie op middellange en lange termijn moeten nog worden aangetoond.

Elektrische stimulatie van de bekkenbodem bij stressincontinentie

Lagro-Janssen T.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 5 pagina 77 - 79


Deze studie toont aan dat elektrische stimulatie van de bekkenbodemspieren (ESBB) bij gezonde vrouwen met (overwegend) stressincontinentie geen meerwaarde heeft boven gedragstraining alleen (dat wil zeggen gedragstraining met biofeedback). Een zelfhulpgids verbetert de incontinentie en de kwaliteit van leven. Een trapsgewijze aanpak beginnend bij bekkenbodemspieroefeningen aan de hand van een zelfhulpgids of instructies, gevolgd door een programma met professionele begeleiding, is aan te bevelen.

Incontinentie bij vrouwen: goed nieuws over niet-medicamenteuze aanpak

Lagro-Janssen T.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 2 pagina 100 - 105


Voor de patiënten die wij als huisarts zien, betekenen deze resultaten dat conservatieve oefentherapie de behandeling van eerste keus is. Voor stressincontinentie bestaat dit uit bekkenbodemspieroefeningen; voor urge-incontinentie bovengenoemde gedragsinterventie of de gewone blaastraining. Vooral niet te snel naar geneesmiddelen grijpen en vooral niet te snel denken dat er toch niets aan te doen valt.